**** Met deze zevende Wallander bereikt Henning Mankell wellicht het toppunt van zijn kunnen. Iedere Wallanderadept –die van elke nieuwe titel uit de reeks ondertussen hoge verwachtingen koestert- wordt hier ruimschoots op zijn wenken bediend: Henning Mankell zorgt niet alleen voor een staalhard misdaadverhaal, maar hij maakt de lezer bovendien nog meer deelgenoot van Kurt Wallanders privéleven. In dit verhaal maken we immers meer dan ooit kennis met de mens-Wallander: hij vergeet zijn was te doen, een afspraak te maken voor de autoschouwing, hij droomt vaak weg, ‘verliest’ zijn huissleutels en speelt zowaar mee met de voetballotto ... Voor zijn collega’s wordt Wallander steeds vriendelijker en voor het eerst bemerken we voor hen zelfs een zekere bezorgdheid. Allicht deden de ervaringen uit vorige romans hem inzien dat ‘teamspirit’ in zijn job een dierbaar goed is. Ook het wegvallen van zijn collega’s Svedberg (Midzomermoord) en Rydberg (Moordenaar zonder gezicht), zal hier beslist een rol in spelen. We staan mijlenver van de egotripper uit “Moordenaar zonder gezicht” ... In Dwaalsporen zien we ook een duidelijke kentering in Wallanders situatie: zijn –weliswaar dementerende- vader nodigt hem uit voor een reis naar Rome, hij slaagt erin zijn job behoorlijk te combineren met zijn verantwoordelijkheid als vader, hij kijkt uit naar zijn reis die hij samen met Baiba zal doorbrengen (ook al ziet het er lang naar uit dat daar niets van in huis zal komen...), hij slaagt erin leiding te geven aan zijn team ... Kortom, waar het in Midzomermoord zowel op privédomein als in het onderzoek langs alle kanten rammelt, slaagt Wallander er in Dwaalsporen in om het hoofd boven water te houden. Er is zelfs meer, voor het eerst beleeft hij zowaar kortstondige momenten van geluk. Ook in deze zaak laat Wallander zich zien als een pitbull van het zuiverste water: hij bijt zich vast in de zaak en laat pas los wanneer de dader wordt ingerekend. Net als in Midzomermoord wordt Wallander ei zo na zelf het slachtoffer van een seriemoordenaar die zeer driest te werk gaat. En eveneens wordt Skane gedurende het hele onderzoek getroffen door een hittegolf. En toch slaagt Mankell erin om ook aan dit verhaal een heel eigen ‘aura’ te geven. Elke Wallander is anders, en toch weer zo vertrouwd ... Waar Kurt Wallander in de eerste boeken misschien nog te veel als ‘alwetende’ politieman op de voorgrond treedt, komt Mankell in dit verhaal met een mooie vondst op de proppen. Dit keer zijn het niet zozeer Wallanders collega’s, maar een politiepsycholoog die Wallander tot bepaalde beslissende inzichten doet komen om de zaak op te lossen. Mankell laat deze psycholoog aan het einde van het verhaal echter ‘wegroepen’ zodat alle eer uiteindelijk toch aan onze held Wallander te beurt valt. Maar waar zat Wallanders nieuwste vriend uit Midzomermoord Lennart Westin toch de hele tijd? Misschien zien we hem terug in de Blinde Muur? |