*** Midden in de les verlaat de leraar klassieke talen aan een Berns college, Raimund Gregorius, het klaslokaal. Opgeschrikt door het plotse besef dat de tijd hem door de vingers glipt, laat hij zijn geordende leven achter zich en vertrekt hij nog diezelfde nacht met de trein naar Lissabon. De aanleiding voor deze drastische stap is een boek dat hij bij toeval in handen heeft gekregen. Het is van Amadeu de Prado, een Portugese arts die zo indringend schrijft over de diepste ervaringen in het leven van de mens, dat Gregorius er niet meer van loskomt. In Lissabon gaat hij op zoek naar sporen van Prado en komt hij in contact met mensen die de schrijver van heel nabij hebben gekend … (flaptekst) Tegelijk met deze zoektocht naar de Portugese schrijver, gaat Gregorius ook op zoek naar zichzelf. Net zoals hij Prado wil leren kennen, wil hij ook de ware Gregorius leren kennen. Op dat punt vertoont het boek gelijkenissen met Een doodgewoon leven van Karel Capek (zie supra): ook in deze roman vertrekt de schrijver vanuit de idee dat er meerdere persoonlijkheden in elk van ons schuilen. Gregorius wil dus zichzelf vernieuwen (in het boek veruitwendigd met het aanschaffen van een nieuwe outfit, een nieuwe bril, het wegrijden uit zijn habitat naar een nieuwe leefomgeving …). Naast deze overeenkomst, vertonen de ervaringen en gedachten van Gregorius steeds meer gelijkenissen met wat hij leest in de nagelaten geschriften van Prado. Het lijkt wel of aan het einde van de roman Gregorius samenvalt met de figuur van Prado. Wie niet bang is van wat filosofie kan dit boek best aardig vinden, hoewel Mercier zich eerder beperkt tot het in vraag stellen in plaats van het formuleren van sterk onderbouwde filosofische inzichten. Zo geeft hij het boek meer een filosofische zweem, dan dat het effectief filosofisch is. Wat er ook van zij, de vragen die hij formuleert zetten alvast aan tot nadenken … Een mooi verpakt verhaal in een vlotte, zij het niet meteen meeslepende schrijfstijl. Het kleine lettertype is een minpunt. |