** Deze misdaadroman leest als een trein, als een sneltrein zelfs. Zowat alles wat over dit boek te vertellen valt, kan trouwens voorafgegaan worden door het woordje ‘te’. Sonnst schrijft inderdaad zeer vlot, misschien té vlot. Met zijn turbotaal dompelt hij de lezer meedogenloos onder in de maffiawereld van St.-Maura. Tobias Pasko, een ex-bajesklant verzeilt binnen de kortste keren terug in het misdaadmilieu en trekt er weer de aandacht van de oppermachtige peetvader van de Russische maffia. Dat laatste maakt dat de auteur kwistig Russische woorden in het rond strooit, wat op den duur toch gaat storen (de verklarende woordenlijst vooraan in het boek ten spijt). De overvloed aan misdaad-en politiejargon bovenop deze overdosis Russisch en de niet ophoudende waterval van nieuwerwetse woorden en uitrdrukkingen bezorgen het verhaal een stilistische overkill. Twee tot drie opmerkelijke woorden of idiomen in 1 zin is soms echt van het goede teveel. Dit geldt trouwens ook voor het gebruik van moeilijk te spellen woorden. Nagenoeg alle addertjes onder het spellinggras ritselen tussen de regels door. Sommige passages kunnen zo gebruikt worden voor het Groot Dictee der Nederlandse Taal ... Niet alleen zijn taalgebruik is wat overdone, maar ook de structuur van het boek vergt van de lezer een frisse kop. Zo is de ik-verteller steeds een wisselend personage en slingert Sonnst de lezer bij elk hoofdstuk heen en weer tussen verschillende plaatsen en tijdstippen. Een boek om meteen opnieuw te lezen na het lezen van de laatste zin. En dat niet alleen omdat het de moeite waard is ... |